Immagini della pagina
PDF
ePub

gang te bespeuren is, wanneer men de Vuurlanders met hun stamgenooten vergelijkt, die de vereering van vuur, zon en maan kennen.

M.

V.

AUSTRALIË.

Spoorwegen in Australië.

Niettegenstaande de finantieele toestand van Nieuw-Zuid-Wales juist niet zeer luisterrijk genoemd kan worden, gaat men zonder aarzelen voort ruime middelen voor spoorwegbouw aan te wijzen. In de vergadering van 25 October werden voor de na te melden lijnen de bijgevoegde sommen toegestaan.

South-Grafton-Gleun Innes 103 mijlen 2,000,000 £

[merged small][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small]

Bovendien zijn op nieuw toegestaan £705,000 voor een lijn van Orange naar Forbes via Borenore, (die reeds vroeger toegestaan is maar langs een andere richting, via Molong) en nog £500,000 voor de verbetering der stations.

Overigens schijnt men het hierbij nog niet te willen laten.

M.

Annexatie van Nieuw-Guinea.

Nadat de annexatie van een gedeelte van Nieuw-Guinea door Engeland tot stand gekomen is, schijnt het niet ondoelmatig van eenige deze zaak betreffende bijzonderheden aanteekening te houden.

Het protectoraat van den 141n lengtegraad, de grens der Nederlandsche bezittingen, loopt langs de zuidkust tot aan de oostkaap en de straat van Goschen; de aangrenzende eilanden zijn ingesloten. De grenzen binnenlands kunnen volgens de officicele verklaring nog niet medegedeeld worden, omdat het binnenland nog onbekend is; zij zullen echter zoo ruim getrokken worden als de omstandigheden zulks wenschelijk maken. Vooreerst zal het niemand geoorloofd zijn zich in het door de kroon geannexeerde gebied nederte zetten, maar zoodra de regeerings-commissaris zijn betrekking zal aanvaard hebben, zullen de noodige maatregelen genomen worden, dat landerijen uitgegeven kunnen worden, zonder de rechten der inboorlingen uit het oog te verliezen.

Ten opzichte der noordkust is het, volgens de officieele verklaring der Regeering, nog niet tot overeenstemming met Duitschland omtrent de inbezitneming gekomen.

Dat het laatstgenoemde land maatregelen voorbereidt om een gedeelte der noordkust van het eiland in bezit te nemen, wordt verzekerd en wij hopen spoedig nadere berichten daaromtrent te kunnen mededeelen.

Overigens schijnt de toestand in dat gedeelte van Nieuw-Guinea, dat aan de bezoeken van Australische gelukzoekers en wervers van werkvolk blootgesteld is, dusdanig te zijn, dat het ten hoogste tijd wordt door een geregeld bestuur verandering er in te brengen; onlangs nog werd een der wervers ter dood veroordeeld.

Het Australisch Aardrijkskundig Genootschap wenscht een vertegenwoordiger naar Nieuw-Guinea te zenden en dat verzoek is toegestaan.

M.

Het Duitsche Blauwboek over de zaken in den grooten Oceaan.

Met het oog op het groote belang, dat de loop van zaken in het zuidelijke gedeelte van den grooten Oceaan, ook voor het oostelijk gedeelte der Nederlandsch Oost-Indische bezittingen heeft, meenen wij een kort overzicht van den inhoud der politieke bescheiden, die onlangs den Duitschen Rijksdag, met betrekking tot het genoemde onderwerp, aangeboden werden, een plaats te mogen inruimen.

De strekking van het geheel is, de noodzakelijkheid aan te toonen om meer consuls in den zuidelijken Grooten Oceaan te benoemen, de Duitsche vlag weerdere malen te vertoonen en hierdoor het succes van den steeds nog zeer belangrijken handel van Duitschland aldaar nog beter te verzekeren. Ingeleid wordt het boek door een stuk van den Duitschen consul-generaal te Apia, d.d. 18 Dec. 1883, en een daarbij behoorende memorie betreffende Duitsche handels- en plantage-maatschappijen in het westelijke gedeelte van den Stillen Oceaan. De belangrijke rol, die de Duitsche handel daar vervult, wordt in het licht gesteld, maar tevens ook aangeduid dat zijn invloed wel eens door Australisch-Engelsche concurrentie kon bedreigd worden. Hiertegen worden dan de boven reeds genoemde middelen voorgesteld.

Bijzonder verdient de aandacht het gedeelte, dat over de wervingen van koelies handelt, omdat deze netelige en teedere vraag door den kommandant van een Duitsch oorlogschip, den heer van Oertzen, van zijn standpunt uit, grondig behandeld wordt. Hij schrijft in Februari 1883 reeds, dat de geheele toekomst der Duitsche plantages op Samoa afhankelijk is van den aanvoer van voldoende werk krachten; het verkrijgen dier werk krachten is de aandacht van belanghebbenden overwaardig, maar toezicht en bescherming door het rijk is mede een vereischte. Eensdeels is het met het oog hierop noodig personeel in Mistho of Matoepi te benoemen; bovendien echter een oorlogschip daar te stationeeren, want de Engelsche vlag wordt herhaaldelijk in die streken vertoond en de Commodore Wilson wenscht een groot getal van Engelsche ambtenaren over de eilanden van den zuidelijken Grooten Oceaan te verdeelen. Na twee jaren zou het reeds te laat zijn een poging te doen om den Engelschen invloed tegen te gaan.

Naar aanleiding dezer voorstellen werd door den Kanselier bevolen, dat ambtenaren naar Nieuw-Britannië en Nieuw-Ierland zouden gezonden worden.

Een nieuw rapport van den heer Stubel uit Sydney, onder dagteekening van 14 April 1884 geschreven, herhaalt zijn voorstellen en geeft daaraan grootere uitbreiding, terwijl een latere memorie van September 1884, zich met de Gilbert- en Marshal-eilanden bezig houdt; eindelijk wordt, aanknoopende aan de handelingen van het Engelsche oorlogschip „Espiègle" waartegen echter geen bedenkingen ingebracht worden, op nieuw op meerdere bescherming van den Duitschen handel aangedrongen, en eindelijk verzocht ook voor Tonga een vertegenwoordiger der Duitsche regeering te benoemen.

Naar officieel uit Berlijn bericht wordt, is op alle grootere eilandengroepen van den westelijken Grooten Oceaan en een gedeelte der noordkust van Nieuw-Guinea, de Duitsche vlag geheschen.

De expeditie naar Nieuw-Guinea.

M.

Over de expeditie die onder directie van den heer H. O. Forbes ondernomen worden zal, vinden wij in verschillende Engelsche en Australische couranten de volgende mededeelingen.

Nadat de ,British Association" een bijdrage van £ 400, de Royal Geogr. Society een som van £250 toegezegd hebben, is deze, speciaal naar de Owen Stanley-keten gerichte expeditie, naar het schijnt, verzekerd.

Over de eigenaardige moeielijkheden, aan zulke expeditie verbonden, wordt op gezag van den heer W. G. Lawes, den welbekenden Engelschen zendeling op het eiland, het volgende bericht.

Koelies en dragers kan men altijd verkrijgen, soms mag een feest of een tocht, die ondernomen wordt om te visschen, aanleiding tot een oponthoud zijn, maar anders kunnen zij bij het zendelingsstation altijd voor de eerste etappe verkregen worden. Moeielijk is het maar, dat zij niet met iedereen zullen willen verder gaan en dat men in ieder nieuw district nieuwe menschen zal moeten zoeken. De taal, die binnenslands gesproken wordt, is geheel verschillend van het op de kust gesproken dialect en het is moeielijk de menschen te doen begrijpen, wat men hebben wil, en een overeenkomst met hen te sluiten.

Aangezien het nu hoogst belangrijk is van de door koortsen geteisterde kust zoo spoedig mogelijk in de hooger gelegen binnenlanden, die men voor gezonder houdt, door te dringen, heeft de heer Forbes op grond zijner op Timor en op de Tenimber-eilanden opgedane ondervinding het volgende plan voor zijn expeditie ontworpen. Hij zal zich in December het eerst naar Batavia en van daar naar Ambon begeven, waar hij hoopt reisgenooten te zullen vinden, die dan met hem via Batavia naar Queensland zullen vertrekken. Vandaar gaat hij naar Thursday-eiland en Port Moresby waar de heer Lawes hem alle mogelijke hulp zal doen geworden. Het plan is nu een der rivieren, die in Redsearbaai uitwateren, stroomopwaarts te volgen en te trachten een goede legerplaats in het heuvelland te vinden. Indien de inboorlingen vreedzaam zijn en voldoende voedingsmiddelen leveren, wanhoopt de heer Forbes niet de andere kust van het schiereiland te bezoeken, maar de onderzoeking der Owen Stanley-keten alleen zou reeds een belangrijke uitkomst zijn.

Alle noodige voorraad zal in Port Moresby opgeslagen worden en groot moet hij zijn, omdat de inboorlingen niet met geld, maar met waren moeten betaald worden; de gangbaarste munt is tabak en een groote hoeveelheid daarvan zal natuurlijk mede naar het binnenland moeten genomen worden. Insgelijks is zout zeer belangrijk voor den handel, omdat het te P. Moresby niet verkrijgbaar is en geheel van buiten moet aangevoerd worden. Wanneer de reizigers eens een legerplaats gevonden en het vertrouwen der inboorlingen gewonnen hebben, gelooft men daar voldoende voedingsmiddelen te kunnen vinden.

Niettegenstaande alle daartegen geopperde bedenkingen, ziet de heer Lawes in de tegenwoordigheid van mevrouw Forbes, die aan de expeditie wenscht deel te nemen, eerder een reden van geruststelling dan van

vrees.

De tocht in het gebergte wordt voor zeer moeielijk, en voor andere personen dan beproefde bergklimmers, nagenoeg onmogelijk gehouden. M.

VI.

POOLSTREKEN EN OCEANEN.

Ontdekkingsreis in Baffinsland.

De Duitsche geleerde dr. F. Boas, die in de maand Juli van het vorige jaar naar Baffinsland vertrok, is den 7 September 1884 gelukkig te St. John, op New-Foundland teruggekomen. Volgens een voorloopig bericht, dat bij zijn schetskaart gevoegd is, heeft dr. Boas een meer dan 800 Duitsche mijlen lange, geheel onbekende kuststreek onderzocht; op die schets is de gedaante van het tusschen de Cumberlandsound en de Davis-straat gelegen land geheel anders dan het op de tegenwoordige kaarten aangegeven is.

De Hudsonsbaai.

De expeditie, welke door het Gouvernement van Canada uitgezonden is om zich te vergewissen omtrent de bevaarbaarheid van deze baai gedurende den zomer, is van haar eerste reis te St. John, op New-Foundland, teruggekeerd.

Deze expeditie heeft zeven waarnemings-stations gevestigd, maar het

« IndietroContinua »